Soms wordt er al gedacht aan diabetes mellitus vanwege de verschijnselen die de kat vertoont. Het is echter wel zo, dat er nog een aantal ziektes zijn die min of meer dezelfde klachten kunnen veroorzaken. Daarom is er altijd aanvullend onderzoek nodig!
- Glucose gehalte in het bloed. Een onbehandelde kat met diabetes heeft altijd een verhoogd glucose gehalte. Normaal is deze bij een nuchtere kat rond de 6.5 mmol/l, bij katten met diabetes kan deze oplopen tot boven de 25 mmol/l.
Let op: katten kunnen door stress (bijvoorbeeld omdat ze bij de dierenarts zijn en er in ze geprikt wordt) ook een hoog glucose gehalte ontwikkelen. Dit fenomeen heet stress hyperglycemie (hyper = hoog, glycemie = bloedsuiker gehalte). Dus: alleen het vinden van een hoog glucose gehalte is NOOIT genoeg om de diagnose suikerziekte te stellen!
- Urine onderzoek. Normaal gesproken zit er nooit glucose in de urine, omdat de nieren dit allemaal terugfilteren naar het bloed. Als het bloedsuiker gehalte echter steeds boven de 14-16 mmol/l is, dan lukt het de nieren niet meer om alle glucose terug te filteren en verschijnt er dus glucose in de urine. Dit is te meten met een “dipstick” (of wat ze vroeger deden..proeven..bah!)
- Fructosamine gehalte in het bloed. Fructosamine is een eiwit in het bloed waaraan vrij glucose uit het bloed gebonden wordt. Als er telkens veel glucose in het bloed aanwezig is, zal er veel fructosamine gevormd worden. De hoeveelheid fructosamines zegt iets over de gemiddelde glucose waarde van de afgelopen twee tot drie weken. Katten met suikerziekte hebben naast een hoog glucose, (meestal) ook een verhoogd fructosamine. Katten met stress hyperglycemie hebben alleen een hoog glucose gehalte.
Kortom, de diagnose van een kat met suikerziekte bestaat dus uit typische klachten + te hoog glucose gehalte in het bloed + glucose in het bloed en/of verhoogd fructosamine gehalte.
Aanvullend onderzoek
Nadat de diagnose gesteld is, is het meestal aan te raden om aanvullend onderzoek te doen om te kijken of er nog andere dingen spelen. Katten met suikerziekte zijn vaak wat ouder, waardoor ze ook andere ouderdomsziektes kunnen hebben, zoals nierproblemen en/of een te snel werkende schildklier. Het is handig om dit van te voren te weten, omdat dit de behandeling en de vooruitzichten voor de kat kunnen beïnvloeden.
Daarnaast hebben katten met suikerziekte meer kans op het ontwikkelen van een bacteriële blaasontsteking (doordat ze veel suiker in de urine hebben, een ideale groeibodem voor bacteriën).
Ik raad de volgende aanvullende onderzoeken aan:
- Bloedbeeld (rode en witte bloedcellen)
- Biochemie (o.a. lever, – en nierwaardes), inclusief de schildklierwaarde (T4)
- Urine onderzoek: sediment en liefst ook urinekweek
In sommige gevallen raad ik nog meer onderzoek aan, hier kom ik later verder op terug.
Meer weten?
Wat is suikerziekte eigenlijk?
Hoe kan je suikerziekte bij de kat behandelen?
Waarom makkelijk doen als het moeilijk kan – de lastig in te stellen diabeet
De suikerkat in remissie – wat is het en hoe ga je er mee om?
Een te laag bloedsuiker bij je kat
Referenties
- Sparkes, A.H., Cannon, M., Church, D., Fleeman, L. et al (2015) ISFM Consensus Guidelines on the Practical Management of Diabetes Mellitus in Cats. Journal of Feline Medicine and Surgery, 17, 235-250.
- Reusch, C. (2017) Approach to diagnosis and management of the diabetic cat. ISFM World Feline Congress 2017.
- Reusch, C. (2017) How helpful are blood glucose curves in managing diabetes? ISFM World Feline Congress 2017.
- Reusch, C. (2017) Is remission a realistic goal in treating cats with diabetes? ISFM World Feline Congress 2017.
- Reusch, C. (2017) Current understanding of feline acromegaly. ISFM World Feline Congress 2017.
- Reusch, C. (2017) Is there a link between diabetes and pancreatitis? ISFM World Feline Congress 2017.
- Scherk, M. (2018) Individualizing care for the diabetic cat – Improving outcomes. Royal Canin Vet Congress 2018.